Image Image Image Image Image
Scroll to Top

To Top

Strafzaken

03

jan
2022

In Strafzaken

Door - F.P. Slewe

Wet ‘versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit’

On 03, jan 2022 | In Strafzaken | Door - F.P. Slewe

Op 1 januari 2022 is de Wet ‘versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit’ in werking treden (Stb. 2021, 544). Volgens de wetgever dient deze wet tot versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit. Het gaat daarbij met name om de bestrijding van de illegale drugsindustrie, de daarmee gepaard gaande witgewassen winsten, gevaren als drugslabs in woonwijken, het dumpen van giftig chemisch afval in de natuur en de bedreiging van lokale bestuurders en andere overheidsdienaren.

De wet heeft geleid tot de volgende wetswijzigingen.

1. Verhoging maximumstraf voor bedreiging en een extra strafverhogingsgrond

De maximumstraf voor bedreiging is verhoogd van 2 jaar naar 3 jaar gevangenisstraf (art. 285 lid 1 Sr).

Voor het bedreigen van minsisters, staatssecretarissen, commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgermeesters, wethouders, leden van een algemeen vertegenwoordigd orgaan, rechterlijke ambtenaren, advocaten, journalisten of publicisten in het kader van nieuwsgaring, ambtenaren van politie of buitengewone opsporingsambtenaren kan de maximum gevangenisstraf met een derde worden verhoogd (art. 285 lid 5 Sr).

2. Verbod op het vervoeren of het voorhanden hebben van bepaalde chemische stoffen (precursoren) aangewezen bij ministeriële regeling

In de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) is in een nieuw artikel 4a een verbod opgenomen voor het vervoeren of het voorhanden hebben van bepaalde chemische stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale productie van psychotrope stoffen en drugs en waarvan geen legale toepassingen bekend zijn. Dit betreft stoffen die niet op grond van de Europese verordeningen zijn geregistreerd en evenmin zijn geplaatst op een lijst van niet-geregistreerde stoffen in de zin van artikel 9, tweede lid, van Verordening 273/2004 dan wel artikel 10, tweede lid, van Verordening nr. 111/2005. De stoffen kunnen worden aangewezen bij ministeriële regeling indien is gebleken dat deze stoffen kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en geen legale toepassing van deze stoffen bekend is.

De aanwijzing vindt plaats door plaatsing van een stof op een lijst bij ministeriële regeling. Tevens kan bij ministeriële regeling de aanwijzing van een stof onverwijld komen te vervallen.

Op basis van de systematiek van de Europese verordeningen en de nieuwe strafbepaling kunnen in de praktijk de volgende situaties ontstaan:

  • een verdachte wordt aangehouden vanwege handelingen rond stoffen 
die zijn geregistreerd op de lijst bij de Verordening nr. 273/2004 en die bij de Verordening nr. 111/2005. Als de desbetreffende precursoren op de lijst staan van geregistreerde stoffen dan kan sprake zijn van in- of uitvoer in het douanegebied van de Europese Unie zonder vergunning of registratie, in strijd met Verordening nr. 273/2004. Als niet is voldaan aan de verplichtingen rond vergunning of registratie dan is de betrokken persoon strafbaar op grond van artikel 2, onderdeel a, van de Wvmc en artikel 1, onder 1°, van de Wet economische delicten. Afhankelijk van zijn intentie kan de verdachte tevens strafbaar zijn op grond van artikel 10a van de Opiumwet.
  • een verdachte wordt aangehouden vanwege handelingen rond niet-geregistreerde stoffen die zijn aangewezen bij ministeriële regeling. Als de stof is aangewezen bij ministeriële regeling dan is de betrokken persoon strafbaar op grond van artikel 4a, eerste lid, van de Wvmc en artikel 1, onder 1° van de Wet op de economische delicten. Afhankelijk van zijn intentie kan de verdachte tevens strafbaar zijn op grond van artikel 10a van de Opiumwet.

3. Nieuwe strafbepaling voor zgn.‘drugs-uithalers’

Middels een nieuwe strafbepaling is het illegaal verblijf op bepaalde logistieke terreinen, zoals havens, vliegvelden en spoorwegemplacementen strafbaar (art. 138aa Sv). De nieuwe strafbepaling is bedoeld om steviger op te treden tegen zgn. ‘uithalers’. Uithalers zijn personen die in opdracht van een organisatie drugs (veelal cocaïne) of andere illegale spullen ophalen nadat die heimelijk naar Nederland zijn verscheept. Ze dringen op allerlei manieren de beveiligde terreinen binnen waar goederen en containers worden uit- en overgeladen, op zoek naar drugs en andere illegale spullen die tussen de legale goederenstromen zijn verstopt.

Er komt een maximum gevangenisstraf van 1 jaar op te staan. Als er sprake is van binnendringen, bijvoorbeeld als een uithaler een valse pas gebruikt of zich verstopt in een bedrijfswagen om het terrein op te komen, gaat de maximum gevangenisstraf omhoog naar 2 jaar.

Voor dit feit is voorlopige hechtenis mogelijk. Op die manier kunnen het Openbaar Ministerie en de politie meer bewijsmateriaal verzamelen om verdachten in verband te brengen met georganiseerde criminaliteit.

4. Maatregel kostenverhaal

 Er is een nieuwe maatregel geïntroduceerd die mogelijk maakt dat de kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, kunnen worden verhaald op degene die voor het bezit van of de handel in deze voorwerpen wordt veroordeeld (maatregel kostenverhaal).

De maatregel kostenverhaal wordt opgenomen in de Opiumwet (art. 13d Ow), de Wet economische delicten (artt. 8, onder d, 8a en 14, tweede lid, WED) en de Wet Wapens en munitie (art. 56a Wwm).

Het Openbaar Ministerie kan de oplegging van deze maatregel vorderen, waarna de rechter deze kan opleggen bij het doen van einduitspraak in de strafzaak tegen de verdachte. De voorgestelde maatregel ziet alleen op daadwerkelijk gemaakte kosten. Dit betekent dat het verhalen van kosten niet kan zijn gebaseerd op schattingen.

De rechter kan de betalingsverplichting matigen vanwege de rol van de veroordeelde in het feitencomplex of als er sprake is van meerdere daders. Ook kan de rechter rekening houden met de draagkracht van de veroordeelde.

Als betaling uitblijft kan een Strafrechtelijk Executie Onderzoek worden gevorderd en kunnen de bijbehorende bevoegdheden worden ingezet. Indien de veroordeelde niet voldoet aan de verplichting tot betaling van de vernietigingskosten is gijzeling mogelijk. De gijzeling doet de betalingsverplichting niet vervallen.

5. Uitbreiding toepassing strafrechtelijk executie onderzoek (SEO)

 Sinds 1 juli 2011 is het mogelijk ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot ontneming van het wederrechtelijk voordeel (ontnemingsmaatregel) een strafrechtelijk executie onderzoek (SEO) in te stellen. Middels een SEO kan het Openbaar Ministerie inzicht verkrijgen in het vermogen van de veroordeelde in de fase van de tenuitvoerlegging van de ontnemingsmaatregel. Hierbij is het mogelijk bepaalde onderzoeksbevoegdheden in te zetten.

De nieuwe wet maakt het mogelijk een SEO ook in te stellen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de geldboete, de schadevergoedingsmaatregel en de verbeurdverklaring.

Boek 6 van het Wetboek van Strafvordering krijgt in Hoofdstuk 4 een nieuwe vijfde titel: ‘Onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde’ (artt. 6:4:22 t/m 6:4:29 Sv). De artt. 6:4:10 t/m 6:4:17 Sv, welke artikelen slechts zagen op het onderzoek van het vermogen van de veroordeelde die een onherroepelijke ontnemingsmaatregel was opgelegd, komen hiermee te vervallen.

 

 

 

 

5/5 - (2 stemmen)

Call Now Button